*Sylvie (42) en Pascal (44) hebben een genetisch eigen zoon van 3 jaar. Wanneer ze een tweede kindje willen, blijkt dat Sylvie intussen een te beperkte gezonde eicelreserve heeft. IVF mét eiceldonatie blijkt na een aantal niet gelukte IVF- pogingen met eigen eicellen de enige optie die nog realistisch is.
*Ivan (40) heeft een zeer lage spermakwaliteit, maar via ICSI slagen Ivan en zijn vrouw Katrien (40) er onverhoopt toch in om een genetisch eigen dochter te krijgen. Dat maakte hun dolgelukkig en hoopvol naar de toekomst. Helaas hebben vele nieuwe ICSI- pogingen niet tot een tweede zwangerschap geleid. De artsen opperen nu om spermadonatie te overwegen.
*Lena (40) heeft een zoon van 6 jaar samen met haar inmiddels ex- man. Ze overweegt nu om als single mom te gaan voor een broertje of zusje voor haar zoon, via spermadonatie.
(*fictieve namen)
Drie verschillende verhalen. Eén rode draad…
Deze ouders hebben een genetisch eigen kind en overwegen nu om een volgende kind te krijgen via eicel- of spermadonatie. Ik hoor van elk van hen: “Het voélt precies nog complexer, nét omdat we/ ik al een genetisch eigen kind heb(ben).”
Ik heb ook al klanten met een soortgelijke struggle ontmoet die al méérdere genetisch eigen kinderen hadden by the way.
Interessant om effe dieper op in te zoomen! Wat maakt dit nu precies zo complex voor hen en om welke reden is het zo belangrijk om niet met deze twijfels te blijven zitten?
1. Speciaal soort wensouder
Er is iets bijzonders aan deze wensouders: ze zijn al ouders.
Van zodra ze ouders zijn geworden is er onvermijdelijk en onomkeerbaar iets geshift op identiteitsniveau. Denken en voelen doen ze sindsdien in belangrijke mate vanuit het perspectief van hun kind. En bij uitbreiding hun toekomstige kind(eren). Want ze doorleven nu al ten volle de impact van en intense liefde voor een kind.
Wensouders die al ouders zijn, denken en voelen bij dit soort beslissing héél sterk vanuit het kindperspectief (hoe zal dit voor de kinderen zijn?), wat het meer beladen maakt. Wensouders die nog geen ouders zijn denken en voelen bij dit soort beslissing nog meer vanuit het ik- perspectief (hoe zal dit voor mij zijn?).
2. Risico
Met de donor brengt men een vreemd, onbekend element binnen in het gezin. Want al maakt de donor meestal geen fysiek deel uit van het gezin, toch is die via de ontstaansgeschiedenis en de genen van het jongste kind wel aanwezig.
En ‘onbekend’ voelt op zijn beurt als ‘risico’. Dat risico voelt voor deze wensouders/ ouders extra zwaar omdat ze niet alleen zichzelf willen beschermen maar boven alles het kind (de kinderen) die er al is/ zijn.
3. Asymmetrie
Het ene kind(eren) heeft de genen van mama/ papa. Het andere kind niet.
Het ene kind(eren) lijkt fysiek bijgevolg mogelijk op mama/ papa. Het andere kind waarschijnlijk niet.
Het ene kind(eren) kent zijn genetische afkomst. Het andere kind in min of meerdere mate niet. De keuze voor het donorprofiel (anonieme/ identificeerbaar/ bekend) maakt dit verschil groter of kleiner en voelt dus extra beladen voor deze ouders.
De ene ouder ervaart een genetische link en gelijkenis met het ene kind, maar niet met het andere. Partnerlief heeft wel die link met beide/ alle kinderen.
Kortom: er ontstaat wel wat ‘asymmetrie’ in het gezin.
Zeker in de fase van het beslissingproces kan dit extra complex voelen. Want: Hoe zullen de kinderen daar onderling op reageren? Zal de ene zich ‘beter/ minder’ voelen dan de andere? Zal de hechting onderling anders/ minder zijn? Zal dit het vertelproces over de donor bemoeilijken (we kregen een eitje/ zaadje van een donor om jou te krijgen, maar niet bij je broer/ zus; hoe krijg ik dat uitgelegd?)? Zullen wij onze kinderen meer gaan vergelijken dan we anders zouden doen? Hoe gaan anderen- bijvoorbeeld de grootouders, familie- reageren op deze ‘asymmetrie’?
4. Graag zien
En dan is er tijdens de fase van de beslissing vaak ook de vraag die volledig aanleunt bij het vorige punt, maar die zoooooo beladen is dat ik hem ook even apart vermeld: Ga ik dit kind wel even graag zien? (auch!!!)
5. Schuldgevoel in het kwadraat
“Maak ik het niet nodeloos ingewikkeld, ik heb tenslotte al een kind (kinderen)?”
“Heb ik dit echt nog nodig? ”
“Heb ik dit nog te willen in mijn situatie met al een kind (kinderen)?”
“Ik ben bang om gestraft te worden omdat ik niet dankbaar ben voor mijn eerste kinder(en).”
“Wat doe ik mijn gezin en kinderen aan?”
Wensouders met al een kind(eren) hebben het gevoel dat ze minder ‘recht’ hebben op het vervullen van hun kinderwens via donorconceptie, dat ze tevreden moeten zijn met wat ze hebben.
Wensouders voelen zich om allerlei redenen vaak schuldig omdat ze donorconceptie overwegen. Bij wensouders die al ouders zijn, is dat schuldgevoel het grootst.
Zit in jouw kinderwensverhaal dezelfde rode draad?
Dit soort weerstand en twijfels zijn heel normaal en terecht. Maar het is essentieel om ernaar te kijken en ze aan te pakken en/of te zoeken naar andere perspectieven die wel kloppend voelen. Anders blijven die twijfels ruis op de lijn van je verlangen.
Door je gedachten en energie bewust positief te sturen, trek je ook positieve ervaringen aan en maximaliseer je je zwangerschapskansen. Dit is mijn diepe overtuiging, gebaseerd op mijn eigen kinderwensverhaal en jarenlange ervaring met klanten.
Geloof jij dat ook en wil je op deze manier je zwangerschapskansen boosten? Dan is mijn coachingtraject op jouw lijf geschreven.
Elke week maak ik ruimte voor 2 van gratis online matchgesprekken. Ik kijk ernaar uit om je te spreken!
Top voorstel dat gratis gesprek!